De huidige samenleving wordt gekenmerkt door de vergrijzing van de bevolking en, bijgevolg, de opkomst van chronische en invaliderende ziekten die de aanwezigheid van een zorgverlener vereisen om de nodige zorg te verlenen.
De verzorger is een familielid, of niet, die, al dan niet tegen betaling, de bejaarde verzorgt bij de uitvoering van zijn dagelijkse activiteiten, zoals voeding, persoonlijke hygiëne, routinematige medicatie, begeleiding naar gezondheidsdiensten, met uitzondering van technieken of procedures die tot de wettelijk vastgestelde beroepen behoren. Het gaat om formele zorg (professionele activiteit) waarbij de zorg gewoonlijk wordt verleend door naar behoren gekwalificeerde beroepsbeoefenaren, onder meer artsen, verpleegkundigen en maatschappelijk werkers, die het predikaat formele zorgverlener verdienen, aangezien er een specifieke voorbereiding is voor de beroepsactiviteit die zij uitoefenen.
Volgens de Praktijkgids van het Instituut voor de sociale zekerheid (2011) over huishoudelijke dienstverlening is een formele zorgverlener een huishoudelijke hulp voor zover “hij/zij regelmatig aan anderen (…) activiteiten verricht die gericht zijn op de bevrediging van een huishouden (koken, kleren wassen, het huis schoonmaken, voor kinderen of ouderen zorgen, de tuin of dieren verzorgen, naaidiensten verrichten, enz. De belangrijkste taken van verzorgers zijn: huishoudelijke taken zoals het schoonmaken van het huis en het verzorgen van kleding, koken, toedienen van medicatie, boodschappen doen in huis en toezicht houden op en begeleiden van volwassenen, namelijk de zorgvrager ondersteunen in zijn individuele behoeften (therapie, hygiëne, mobiliteit, eten…), bijhouden van gegevens over de activiteiten en zorg die aan de zorgvrager worden verleend, adviseren van de familie over onderwerpen als voeding en aanpassing aan de klinische situatie, controleren/plannen van medische afspraken. Er zij op gewezen dat, volgens de literatuur, formele zorgverleners over bepaalde zachte vaardigheden moeten beschikken, zoals ethiek, professionalisme, interpersoonlijke relatie met de patiënt/familie, empathie, punctualiteit en aanwezigheid, discretie en actief luisteren.